Jaap Polling: Over het gebruik van organisatietheorieen, proefschrift, Wageningen Universiteit, 1999

Proefschrift
Vragen, kritiek en waardering

polling2

proefschrift

Op 22 september jongstleden promoveerde Jaap Polling op een proefschrift getiteld: “Management structuur en cultuur, over het gebruik van organisatietheorieën in Breda”. Ik heb het boek met belangstelling gelezen. Het getuigt van een brede oriëntatie op historische ontwikkelingen in de maatschappij en in de verschillende organisatietheorieën en, last but not least, op historische ontwikkelingen en pogingen tot organisatieverandering in de gemeente Breda.

Deel 1 van het boek behandelt de probleemstelling: op welke wijze wordt in de praktijk omgegaan met de organisatietheorie. De auteur gaat hierbij uit van de gedachte dat in de praktijk van de organisatieverandering een onderliggende organisatietheorie kan worden onderkend. Deze duidt hij aan met de term “particuliere” organisatietheorie, die weer in relatie staat tot een meer algemene organisatietheorie. Hij probeert in beeld te brengen welke veranderingen op opeenvolgende tijdstippen in (de verhouding tussen) deze twee verschillende theorieën zijn te bespeuren.

In deel 2, “Organisatie: theorie en praktijk”, wordt nader ingegaan op de organisatietheorie als wetenschap. Polling behandelt deze theorie als multidisciplinair en tijdsgebonden. Vervolgens gaat hij in op de gemeente als bijzondere organisatie, binnen het wettelijk kader, met een breed en complex product, met maatschappelijk nut en gekenmerkt door vertegenwoordigend bestuur.

Deel 3, het pièce de résistance van het boek, behandelt de geschiedenis: de “Werdegang” van Breda in de periode 1960- 1996, opgedeeld in vier subperioden met als aansprekende titels “Afscheid van de regenten”, “Teloorgang van de secretarie oude stijl”, “Om de macht van het college” en “De secretaris als spil van de organisatie”.

Deel 4 geeft een analyse van het bovenstaande in termen van de omgeving, de particuliere theorieën en de algemene theorie.

Deel 5 bevat conclusies en aanbevelingen.

vragen, kritiek en waardering

Op de cover van het proefschrift staat als een soort logo de driehoek Management – Structuur – Cultuur, met de omgeving als cirkel eromheen en de organisatie als cirkel erin. Die driehoek roept bij mij direct vragen op. Waarom deze driehoek en niet de uit de eind jaren zestig daterende bekende “Zaanse driehoek”? Deze werd ontworpen door consultant Piet Gerritsen met boven Inhoud, linksonder Ordening en rechtsonder MR van Mentale Relaties. In meer hedendaagse termen vertaald ontbreekt In Pollings driehoek ontbreekt de Inhoud, in meer hedendaagse termen vertaald: het beleid, de strategie. Ook in de tekst op pagina 41, waar hij het model naar voren brengt ontbreekt m.i. deze ook voor een gemeenteorganisatie zeer belangrijke variabele. Mogen we daaruit afleiden dat beleid en strategie in hun wisselwerking met structuur en cultuur eigenlijk irrelevant zijn voor de bestudering van organisatieveranderingen binnen een gemeente? Dat kan toch haast niet waar zijn: dat zou een bevestiging zijn van het cynisme dat vele auteurs en adviseurs over gemeenteorganisaties tentoonspreiden.

De beschrijving van de organisatieveranderingen binnen de gemeente Breda vind ik heel interessant, maar wel erg gedetailleerd. Ze beslaan m.i. een onevenredig groot deel van de studie. Ook de eigen rol van de auteur wordt een paar keer in de derde persoon aangestipt. De nieuwtestamenticus Bultmann noemt deze stijlfiguur naar aanleiding van zijn analyse van het evangelie van Johannes “Ein kleines Selbstporträt”. Ook bekend uit het werk van Frans Hals, Rembrandt en, van geheel andere orde: Alfred Hitchcock, maar dit terzijde.

Een uitgebreide beschrijving dus, uitstekend gedocumenteerd met zo ongeveer alle gemeentelijke archiefstukken en aangevuld met interviews met alle belangrijke factoren, waarbij de participerende observatie van de auteur duidelijk op de achtergrond blijft. Hier tegenover staat eigenlijk maar een relatief gering deel analyse. Ik zou die verhouding liever omgekeerd hebben gezien. Met andere woorden, ik vind de analyse, gezien het rijke historische materiaal, nu wat mager uitgevallen. Om maar eens wat te noemen: uit de beschrijving blijkt dat, zoals trouwens binnen grotere gemeenten gebruikelijk in deze periode, ongeveer alle zichzelf respecterende externe organisatie adviesbureaus in Nederland in Breda acte de présence hebben gegeven.

Dat roept bij mij de vraag op naar de kern van de besturing en de bestuurbaarheid van organisatieveranderingen binnen zon gemeente. Wordt er niet veel te veel gevaren op het kompas van de respectieve adviseurs, die naar believen worden ingehaald door – en ingeruild voor – weer nieuwe adviseurs. Hoe kan je in zon context een heldere vaste koers uitzetten en die ook daadwerkelijk implementeren? Daarmee zijn we weer terug bij mijn beginvraag: waarom geen expliciete aandacht voor de variabele strategie of beleid als ijkpunt voor structuur, cultuur en management.

Ondanks kritiek heb ik ook grote waardering voor deze unieke poging een lange periode van organisatieveranderingen binnen een gemeente zo zorgvuldig in kaart te brengen.Ik hoop dat Polling het hier niet bij laat en nog stevig verder gaat met het analyseren van de grote lijnen die uit het materiaal zijn te destilleren.
Auteur; Lisa van de Bunt

Kennisbank onderwerpen: Management modellen